§4. Financiering (treasury)

    Deze paragraaf bevat een meer beleidsmatige benadering van de treasuryfunctie en de plannen en uitkomsten dienaangaande. De paragraaf dient risicobeheer en gemeentefinanciering meer transparant te maken. De Wet Financiering decentrale overheden (Wet Fido) en de daarop gebaseerde ministeriële Regeling uitzettingen en derivaten decentrale  overheden (Ruddo) zijn de externe spelregels die de inhoud van deze paragraaf voor een groot deel bepalen, waaronder de diverse opgenomen tabellen/overzichten. De regelgeving heeft als doel transparantieverhoging van de treasuryfunctie alsmede risicowering binnen genoemde functie. Flankerend  heeft  het Rijk additionele regelgeving in de vorm van verplicht schatkistbankieren en Wet Houdbare overheidsfinanciën (Wet Hof) ontwikkeld. De regelgeving heeft met name als doel de financiële positie van de  Nederlandse overheid in de Economische Monetaire Unie veilig te stellen.

    a. Risicobeheer

    Onder risico’s in dit kader worden verstaan renterisico’s, kredietrisico’s, koersrisico’s en valutarisico’s. Risicobeheer en risicomanagement hebben als doel de uiteenlopende risico’s binnen de treasury te analyseren, te beheren, te beperken en te neutraliseren. Daarbij wordt onder meer rekening gehouden met de aanbevelingen en richtlijnen van de Wet Fido, de Ruddo en het Treasurystatuut van de gemeente. Genoemde risico’s worden navolgend beschreven.

    Renterisicos
    Renterisico op vlottende schuld
    Ter beperking van het renterisico op de netto vlottende schuld is het gemeenten niet toegestaan om onbeperkt in de financieringsbehoefte te voldoen door het aantrekken van kort geld. Kort geld is over het algemeen goedkoper dan lang geld, heeft evenwel als risicofactor dat het renteniveau in de regel sterker aan fluctuaties onderhevig is. De toegestane netto vlottende schuld wordt bepaald door de “kasgeldlimiet”.

    Voor het jaar 2018 kan de kasgeldlimiet voor de gemeente Kerkrade als volgt worden berekend:
    (a) omvang van de jaarbegroting per 1-1-2018         €   162,491 mln.
    (b) bij ministeriële regeling vastgestelde percentage                   8,5 %
    Kasgeldlimiet voor 2018 (a)x(b) afgerond                €    13,812 mln.

    De toets aan de kasgeldlimiet vindt kwartaalgewijs intern plaats door het verschil te bepalen tussen de werkelijke netto vlottende schuld en de kasgeldlimiet. Als in drie achtereenvolgende kwartalen de kasgeldlimiet wordt overschreden wordt de provinciaal toezichthouder daarvan op de hoogte gesteld, zo enigszins mogelijk ruim voorafgaand aan de derde overschrijding. De gemeente geeft daarbij in een plan aan hoe men denkt opnieuw aan de kasgeldlimiet te zullen gaan voldoen. Structurele overschrijding van de kasgeldlimiet wordt in de regel opgelost door aflossing van kortlopende financiering en het aantrekken van vaste geldleningen.

    Op verzoek van de provinciaal toezichthouder is nog aanvullende informatie opgenomen over de gemiddelde netto vlottende schuld in het 3e en 4e kwartaal van jaar t-2 en in het 1e en 2e kwartaal van jaar t-1, aangevuld met de kasgeldlimiet van jaar t-2 en jaar t-1. Zie hiervoor onderstaand overzicht

    2016

    2017

    Vlottende schuld 3e kwartaal

               2.721

    Vlottende schuld 1e kwartaal

             13.909

    Vlottende schuld 4e kwartaal

               1.450

    Vlottende schuld 2e kwartaal

             13.661

    Kasgeldlimiet 2016

             15.041

    Kasgeldlimiet 2017

             14.075

    In alle in het overzicht vermelde kwartalen is er sprake van vlottende schuld. De vlottende schuld blijft evenwel onder de kasgeldlimiet. Om de structurele druk op de kasgeldlimiet weg te nemen is in de tweede helft van maart 2017 een vaste geldlening van € 6 miljoen aangetrokken. De huidige situatie op de geld- en kapitaalmarkt en de verwachtingen dienaangaande zijn zodanig dat volgens onze visie de rente voor kortlopende leningen vooralsnog lager zal blijven dan de rente van langlopende leningen. Het blijven benutten van de ruimte die de kasgeldlimiet biedt, is dan ook het uitgangspunt.

    Renterisico op vaste schuld
    Het instrument dat de Wet Fido geeft om mogelijke renterisico’s van de vaste schuld, zijnde de door de gemeente opgenomen langlopende leningen, te analyseren is de “renterisiconorm”. De norm geeft een kader voor een evenwichtige opbouw van de leningenportefeuille waarbij het risico op de vaste schuld gespreid is in jaren. Van een evenwichtige opbouw is sprake als niet in enig jaar, gerelateerd aan het begrotingstotaal, een onevenredig deel van de portefeuille aan herfinanciering onderhevig is c.q. te financieren aflossingscomponenten niet buitenproportioneel zijn.

    In navolgend overzicht wordt de relatie gelegd tussen renterisico en renterisiconorm (raming).

                         bedragen x € 1.000

    2018

    2019

    2020

    2021

    Renterisico

    1

    Renteherzieningen

    n.v.t.

    n.v.t.

    n.v.t.

    n.v.t.

    2

    Aflossingen

    8.100

    9.118

    10.118

    10.718

    3

    Rente-risico

    1+2

    8.100

    9.118

    10.118

    10.718

    4

    Rente-risiconorm

    4a x 4b

    32.498

    32.447

    31.747

    31.731

    5a

    Ruimte onder rente-risiconorm

    4>3

    24.398

    23.329

    21.629

    21.013

    5b

    Overschrijding rente-risiconorm

    3>4

    n.v.t. 

    n.v.t.

    n.v.t.

    n.v.t

    Rente-risiconorm

    4a

    Begrotingstotaal

    162.491

    162.243

    158.737

    158.654

    4b

    Percentage regeling

    20%

    20%

    20%

    20%

    4

    Berekende renterisiconorm

    32.498

    32.447 

    31.747 

    31.731 

    Het overzicht laat een evenwichtige opbouw zien. Met betrekking tot verplichte aflossingen en renteherzieningen is er structureel voldoende ruimte ten opzichte van de renterisiconorm.

    Renterisico bij rentestijging / gevoeligheidsanalyse
    De gemiddelde rekenrente voor de nieuwe gemeentelijke lange-termijn-financiering binnen de begroting 2018 e.v. bedraagt 2,30%. Treasurytechnisch dienen naar de huidige inzichten (peil VJN2017) in het meerjarig perspectief 2018-2021 jaarlijks respectievelijk € 12,0 miljoen, € 10,0 miljoen, € 6,0 miljoen en € 6,0 miljoen aan langlopende geldleningen aangetrokken te worden. De volumina zijn afhankelijk van de feitelijke ontwikkelingen en worden periodiek geactualiseerd. Een structurele stijging van de kapitaalmarktrente met 1% méér dan waarmee rekening is gehouden, zorgt onmiddellijk voor stijgende rentelasten in het jaar volgend op het jaar waarin de geldlening is aangegaan. In 2019 zou in dat geval sprake zijn van een stijging van € 120.000. In 2021 is het cumulatieve nadeel dan opgelopen tot  € 280.000. De gemiddelde rekenrente voor de korte financiering binnen de begroting bedraagt 0,50%. Een stijging met 1% daarvan komt dan neer op een jaarlijks nadeel van circa € 140.000.

    Kredietrisicos
    Het betreft kredietrisico’s op door de gemeente aan derden verstrekte geldleningen. Het volgende overzicht geeft inzicht in partijen en geraamde restantschuld begin 2018.

           bedragen x € 1.000

    Partijen (kredietisico's)

    schuld*

    %

    Kredietbank Limburg

              91

    0,45

    Georganiseerde sport

              150

    0,74

    Holding Stadion BV

         19.146**

    94,78

    GaiaZOO

             771

    3,82

    Gemeenschapshuizen

               23

    0,11

    Culturele verenigingen

               20

    0,10

    Totaal

        20.201

    100,00

    * Ervan uitgaande dat partijen hun geraamde aflossingsverplichtingen 2017 nakomen.
    ** De werkelijke stand ultimo 2016 bedroeg € 19,668miljoen.  In de rekening 2017 zullen de gerealiseerde cijfers worden opgenomen. Met de cessie van mediagelden is het risico thans verworden tot een aandachtspunt.

    De verstrekte geldleningen conflicteren niet met de uitgangspunten van de Wet Fido. Voor overzichten op detailniveau wordt verwezen naar de “specificatie geactiveerde kapitaaluitgaven” die onderdeel uitmaakt van de staten en bijlagen van de begroting 2018.

    Koers- en valutarisicos
    Van koersrisico’s is sprake als de financiële activa van de gemeente in waarde verminderen door negatieve koersontwikkelingen. Meer in het bijzonder gaat het dan om de vaste financiële activa die enerzijds bestaan uit aan derden verstrekte leningen. Deze zijn reeds eerder behandeld bij het onderdeel kredietrisico’s. Anderzijds gaat het om aandelenbezit en deelnames. Hier worden geen bijzondere/grote risico’s verwacht. Voor een specificatie van aandelen en deelnames wordt verwezen naar staten en bijlagen van de begroting 2018. De gemeente verricht slechts transacties in euro’s, waardoor van valutarisico’s geen sprake is.

    b. Gemeentefinanciering

    Hierna worden enige aspecten van gemeentefinanciering nader uiteengezet.

    Leningenportefeuille
    Onderstaand overzicht verschaft inzicht in de samenstelling, grootte, de rente van opgenomen leningen alsmede mutaties als gevolg van nieuwe leningen (verwachting/raming).

        bedragen x € 1.000

    Leningen

    bedrag

    %

    Stand per 1 januari 2018

    96.721

    gem. 3,632

    bij

    nieuwe leningen

    12.000

    2,30

    af

    reguliere aflossingen

    8.100

    af

    vervroegde aflossingen

    n.v.t.

    bij

    herfinanciering

    n.v.t.

    Stand per 31 december 2018

    100.621

    gem. 3,390

    In 2018 is geen herfinanciering van “oude” leningen aan de orde. Voor nieuw aan te trekken vaste geldleningen in 2018 moet in onze visie een percentage van rond 2,30% zeker haalbaar zijn. Genoemd percentage kan evenwel onder druk komen te staan zodra de economische situatie van met name zwakke lidstaten van de Europese Unie verslechtert. Er zullen dan turbulenties op de kapitaalmarkt ontstaan met mogelijk hogere tarieven als gevolg.

    Uitzettingen
    Het gaat hierbij om uitzettingen korter dan een jaar. Ze hebben tot doel optimaal rendement uit een incidentele overliquiditeit te halen. Ten aanzien van overtollige middelen heeft de gemeente nauwelijks bewegingsvrijheid. Rijksregelgeving verplicht de gemeente tot schatkistbankieren bij het Rijk. Het rendement is hier beperkt.

    Schatkistbankieren en Wet Houdbare overheidsfinanciën
    Beide regelingen moeten gezien worden in het licht van de financiële positie van de Nederlandse overheid in relatie tot afspraken binnen de Europese Monetaire Unie (EMU).

    Het Rijk introduceerde rond de jaarultimo 2013 verplicht schatkistbankieren voor gemeenten. Overtollige geldmiddelen moeten dan verplicht bij de schatkist worden geparkeerd. Gemeenten vonden dat niet juist. Aantasting van de gemeentelijke autonomie en de magere rentevergoeding door het Rijk waren punten van kritiek. Met twee aanvullende afspraken komt het Rijk de gemeenten enigszins tegemoet. Overtollige gelden mogen worden uitgeleend aan andere overheden en gemeenten hoeven niet te schatkistbankieren als ze maximaal 0,75% van hun begrotingstotaal aan overtollige middelen hebben. Voor Kerkrade is dit minder relevant, in totaliteit is namelijk sprake van financieringsbehoefte in plaats van een financieringsoverschot.

    Doel van de Wet Houdbare overheidsfinanciën is het leveren van een wettelijk instrumentarium voor het bereiken en vasthouden van houdbare overheidsfinanciën in relatie tot afspraken binnen de EMU. De decentrale overheden gaven in het voortraject reeds aan dat hen een aantal zaken uit het wetsvoorstel zwaar op de maag lagen. De behandeling van het wetsvoorstel ging dan ook niet van een leien dakje. Het voorstel verkreeg vier amendementen en leverde een kamerbreed gedragen motie op. Onder meer  macronormeringen voor het EMU-saldopad zijn thans opgerekt.

    Relatiebeheer
    De gemeente onderhoudt rekeningen bij meerdere banken. In de eerste plaats valt te noemen de N.V. Bank Nederlandse Gemeenten (BNG), waar tevens een kredietfaciliteit van ruim € 5.672.000  beschikbaar is. Bij de ING-groep heeft de gemeente twee rekeningen. Met name met de BNG vindt regelmatig overleg plaats inzake optimalisering van bestaande producten, nieuwe producten, en het niveau van de dienstverlening.

    Kasbeheer
    Kasbeheer regelt het beheer van saldi en liquiditeiten en zoveel mogelijk de sturing van middelen- stromen. Doel is het optimaliseren van het renterendement. Daarbij worden de volgende korte-termijn-producten gebruikt: rekening-courant-krediet, dag- en kasgelden. Additionele aandachtspunten zijn de beperking van het contante geldverkeer, elektronische betaalvormen.

    Organisatie
    Verantwoordelijkheden, bevoegdheden en overige in het treasurytraject aan de orde zijnde spelregels zijn in het treasurystatuut opgenomen. Daarnaast zijn uitgangspunten en bepalingen van de vigerende "Financiële verordening gemeente Kerkrade" ex art. 212 GW richtinggevend.

    Informatievoorziening
    Ten behoeve van de treasuryfunctie wordt zowel van interne als externe informatiesystemen gebruik gemaakt. Bij de externe informatievoorziening is een prominente rol voor BNG-dataservices on-line weggelegd. De efficiency van de systemen wordt regelmatig geëvalueerd.